dinsdag 20 april 2021

De wet is blank (Blame Me On History) – Bloke Modisane

Korte biografie van de auteur (uit Wikipedia):

William "Bloke" Modisane, de oudste zoon van Joseph en Ma-Willie Modisane, groeide op in Sophiatown, een multiraciale buitenwijk in Johannesburg, Zuid-Afrika. Zijn vader werd vermoord en zijn zus stierf aan ondervoeding. Om de eindjes aan elkaar te knopen, runde zijn moeder een shebeen, een illegale kroeg. Zoals Modisane in zijn autobiografie zou schrijven: "Mijn moeder wilde een beter leven voor haar kinderen, een soort verzekering tegen armoede door te proberen mij een prestigieus beroep te geven, en zou desnoods de gevangenis in gaan terwijl ze dat deed."

Hij trad toe tot Drum magazine als journalist en werd een van "the Drum Boys" tijdens Drums rustdagen in de jaren vijftig. Hij schreef een aantal korte verhalen die in Drum werden gepubliceerd. Een voorbeeld van zo'n verhaal, "The Situation", afgeleid van het Tsotsitaal (jargon) voor geschoolde zwarten die boven hun station uitstijgen, maar niet echt passen in hun nieuwe omgeving. Precies de ‘situatie’ waarin Bloke zich bevond.

Modisane probeerde niet-raciale vooruitgang in de kunsten te vergemakkelijken door concerten en theater beschikbaar te stellen aan het zwarte publiek en probeerde de inspanningen van de Arts Federation en de Union of South African Artists, die beide niet-raciaal waren, te bevorderen. Hij vond een uitlaatklep in acteren en sloot zich aan bij de African Theatre Workshop.

Gefrustreerd door de politieke situatie en onderdrukking onder het apartheidsregime, verhuisde Modisane in 1959 naar Engeland, waar in 1963 zijn autobiografie, Blame Me On History, werd gepubliceerd. Dit detailleerde zijn wanhoop bij het platgooien van Sophiatown en zijn frustratie en woede over apartheid. Als gevolg hiervan werd het boek in 1966 in Zuid-Afrika verboden.

Modisane bleef acteren en had een hoofdrol in Jean Genets toneelstuk The Blacks in het Royal Court Theatre in Londen. Hij verscheen in een niet-genoemde rol in de film Guns at Batasi uit 1964, met in de hoofdrol Richard Attenborough, John Leyton en Mia Farrow. In de actieklassieker Dark of the Sun uit 1968 had Modisane een kleine maar gedenkwaardige bijrol als korporaal Kataki, een gevoelige soldaat die verwikkeld was in de woede en gruwel van de burgeroorlogen in Congo in de jaren zestig.

In de vroege jaren zestig vestigde Modisane zich in Dortmund, West-Duitsland, waar hij in 1986 op 63-jarige leeftijd stierf.

De wet is blank (Blame Me On History) – Bloke Modisane

Korte biografie van de auteur (uit Wikipedia):

William "Bloke" Modisane, de oudste zoon van Joseph en Ma-Willie Modisane, groeide op in Sophiatown, een multiraciale buitenwijk in Johannesburg, Zuid-Afrika. Zijn vader werd vermoord en zijn zus stierf aan ondervoeding. Om de eindjes aan elkaar te knopen, runde zijn moeder een shebeen, een illegale kroeg. Zoals Modisane in zijn autobiografie zou schrijven: "Mijn moeder wilde een beter leven voor haar kinderen, een soort verzekering tegen armoede door te proberen mij een prestigieus beroep te geven, en zou desnoods de gevangenis in gaan terwijl ze dat deed."

Hij trad toe tot Drum magazine als journalist en werd een van "the Drum Boys" tijdens Drums rustdagen in de jaren vijftig. Hij schreef een aantal korte verhalen die in Drum werden gepubliceerd. Een voorbeeld van zo'n verhaal, "The Situation", afgeleid van het Tsotsitaal (jargon) voor geschoolde zwarten die boven hun station uitstijgen, maar niet echt passen in hun nieuwe omgeving. Precies de ‘situatie’ waarin Bloke zich bevond.

Modisane probeerde niet-raciale vooruitgang in de kunsten te vergemakkelijken door concerten en theater beschikbaar te stellen aan het zwarte publiek en probeerde de inspanningen van de Arts Federation en de Union of South African Artists, die beide niet-raciaal waren, te bevorderen. Hij vond een uitlaatklep in acteren en sloot zich aan bij de African Theatre Workshop.

Gefrustreerd door de politieke situatie en onderdrukking onder het apartheidsregime, verhuisde Modisane in 1959 naar Engeland, waar in 1963 zijn autobiografie, Blame Me On History, werd gepubliceerd. Dit detailleerde zijn wanhoop bij het platgooien van Sophiatown en zijn frustratie en woede over apartheid. Als gevolg hiervan werd het boek in 1966 in Zuid-Afrika verboden.

Modisane bleef acteren en had een hoofdrol in Jean Genets toneelstuk The Blacks in het Royal Court Theatre in Londen. Hij verscheen in een niet-genoemde rol in de film Guns at Batasi uit 1964, met in de hoofdrol Richard Attenborough, John Leyton en Mia Farrow. In de actieklassieker Dark of the Sun uit 1968 had Modisane een kleine maar gedenkwaardige bijrol als korporaal Kataki, een gevoelige soldaat die verwikkeld was in de woede en gruwel van de burgeroorlogen in Congo in de jaren zestig.

In de vroege jaren zestig vestigde Modisane zich in Dortmund, West-Duitsland, waar hij in 1986 op 63-jarige leeftijd stierf.

      

Het verhaal beschrijft, zoals al aangegeven, de frustratie van een jonge zwarte Afrikaan die terugkijkt op zijn jeugd in Sophiatown, een buitenwijk van Johannesburg, net na de WO II. Hij haalt herinneringen op terwijl hij door de platgegooide wijk loopt. Modisane kan prachtig beschrijven hoe het was om op te groeien in een Zuid-Afrika dat steeds meer aan rassenseparatie gaat doen en hoe verwarrend, ongelofelijk en frustrerend het was voor een opgroeiende jongen. Hij beschrijft zijn dagelijkse leven met de armoede en de ondervoeding, maar ook met de spelletjes die kinderen nou eenmaal spelen. Hoe ouder hij wordt echter, hoe harder de spelletjes, tot het opeens geen spel meer is en er gewonden en zelfs doden vallen. Als zijn vader wordt vermoord wegens een stomme burenruzie, moet Bloke ineens de man in huis worden (maar zijn moeder wil wel dat hij naar school blijft gaan en dokter wordt) en begint hij heel anders tegen dingen aan te kijken. Ondertussen sluipt de apartheid er ongemerkt, zowel door de zwarte Zuid-Afrikanen als de rest van de wereld, in tot het te laat is.

Ik vond het lastig lezen, ondanks dat Modisane goed kan schrijven. Hij schrijft heel beeldend over de meest persoonlijke en gruwelijke dingen, zonder dat het een tranentrekker wordt. Dat maakt het extra sterk. Het lastige vond ik dat hij erg van hot naar her gaat in het verhaal, waardoor ik soms niet weet waar/wanneer ik ben en wat er nu wel al of nog niet is gebeurd. Maar hij schrijft prachtig en dit is een must voor iedereen die wil kunnen begrijpen hoe het er in Zuid-Afrika echt aan toe ging in haar duisterste jaren van de twintigste eeuw; hoe dat in vredenaam zover heeft kunnen komen.

Voorbeelden van zijn manier van schrijven:

“Maar ik ben zwart, omdat ik zwart ben was ik een deel van de lelijkheid van Sophiatown en een slachtoffer van het geweld van blank Zuid-Afrika; Ik werd en onwillige agitator, in de val van de zwarte kleur van mijn huid, en omdat ik zwart ben werd ik genoodzaakt en deel van de beslissingen te worden, deel uit te maken van het zwarte verzet. Ik wilde zowel zwart als onverschillig tegenover het politieke spel zijn, maar een afzijdige Afrikaan is even zwart als een toegewijde Inboorling. Intellectueel weerstond ik het om bij politieke partijen betrokken te worden, weerde ik pogingen af om aan politieke discussies deel te nemen, niettemin werd mijn lichamelijk bestaan een werktuig van de besluiten van het Afrikaans Nationaal Congres. Er werd geen keus, bij relletjes schoot de politie haar geweren en stenguns af op alles wat zwart was.”

“Ik word beledigd met multiraciale theepartijtjes waar wij onze verschillende rasmaskers dragen en synthetisch beleefd tegen elkaar worden, in een soort Maskerade waar Afrikanen eraan gewend worden hun inferieure positie te aanvaarden. De Maskers zijn van twee kanten hoffelijk, beleefdheid wordt een plaag en de Afrikaan wordt langzaam maar zeker - door de spelregels - ervan overtuigd dat hij moet begrijpen zich nederig te gedragen als hij niet in conflict wil komen met ‘het toenemend aantal Europeanen dat belangstelling koestert voor Afrikaanse zaken en voorspoed.’ […] Ik herinner mij dat ik door een gevoel van zelfbewustzijn overweldigd placht te worden, ik voelde dat ik op de meeste van die partijtjes en merkwaardigheid was. Ik was een zeldzaam stukje Afrikana; kreeg verklaringen te horen als ‘ik heb nog nooit een intelligente Afrikaan ontmoet - Ik bedoel een Afrikaan die iemand was.’ De meeste van hen worstelde zichtbaar met het woord Afrikaan dat meestal net een seconde te laat kwam. Het was vermakelijk hen te zien worstelen met het probleem of ik aangesproken moest worden als ‘mijnheer’ of ‘Afrikaan’ of het gebruikelijke ‘Inboorling’, wat er gemakkelijker uitkwam dan het andere.”

Het verhaal beschrijft, zoals al aangegeven, de frustratie van een jonge zwarte Afrikaan die terugkijkt op zijn jeugd in Sophiatown, een buitenwijk van Johannesburg, net na de WO II. Hij haalt herinneringen op terwijl hij door de platgegooide wijk loopt. Modisane kan prachtig beschrijven hoe het was om op te groeien in een Zuid-Afrika dat steeds meer aan rassenseparatie gaat doen en hoe verwarrend, ongelofelijk en frustrerend het was voor een opgroeiende jongen. Hij beschrijft zijn dagelijkse leven met de armoede en de ondervoeding, maar ook met de spelletjes die kinderen nou eenmaal spelen. Hoe ouder hij wordt echter, hoe harder de spelletjes, tot het opeens geen spel meer is en er gewonden en zelfs doden vallen. Als zijn vader wordt vermoord wegens een stomme burenruzie, moet Bloke ineens de man in huis worden (maar zijn moeder wil wel dat hij naar school blijft gaan en dokter wordt) en begint hij heel anders tegen dingen aan te kijken. Ondertussen sluipt de apartheid er ongemerkt, zowel door de zwarte Zuid-Afrikanen als de rest van de wereld, in tot het te laat is.

Ik vond het lastig lezen, ondanks dat Modisane goed kan schrijven. Hij schrijft heel beeldend over de meest persoonlijke en gruwelijke dingen, zonder dat het een tranentrekker wordt. Dat maakt het extra sterk. Het lastige vond ik dat hij erg van hot naar her gaat in het verhaal, waardoor ik soms niet weet waar/wanneer ik ben en wat er nu wel al of nog niet is gebeurd. Maar hij schrijft prachtig en dit is een must voor iedereen die wil kunnen begrijpen hoe het er in Zuid-Afrika echt aan toe ging in haar duisterste jaren van de twintigste eeuw; hoe dat in vredenaam zover heeft kunnen komen.

Voorbeelden van zijn manier van schrijven:

“Maar ik ben zwart, omdat ik zwart ben was ik een deel van de lelijkheid van Sophiatown en een slachtoffer van het geweld van blank Zuid-Afrika; Ik werd en onwillige agitator, in de val van de zwarte kleur van mijn huid, en omdat ik zwart ben werd ik genoodzaakt en deel van de beslissingen te worden, deel uit te maken van het zwarte verzet. Ik wilde zowel zwart als onverschillig tegenover het politieke spel zijn, maar een afzijdige Afrikaan is even zwart als een toegewijde Inboorling. Intellectueel weerstond ik het om bij politieke partijen betrokken te worden, weerde ik pogingen af om aan politieke discussies deel te nemen, niettemin werd mijn lichamelijk bestaan een werktuig van de besluiten van het Afrikaans Nationaal Congres. Er werd geen keus, bij relletjes schoot de politie haar geweren en stenguns af op alles wat zwart was.”

“Ik word beledigd met multiraciale theepartijtjes waar wij onze verschillende rasmaskers dragen en synthetisch beleefd tegen elkaar worden, in een soort Maskerade waar Afrikanen eraan gewend worden hun inferieure positie te aanvaarden. De Maskers zijn van twee kanten hoffelijk, beleefdheid wordt een plaag en de Afrikaan wordt langzaam maar zeker - door de spelregels - ervan overtuigd dat hij moet begrijpen zich nederig te gedragen als hij niet in conflict wil komen met ‘het toenemend aantal Europeanen dat belangstelling koestert voor Afrikaanse zaken en voorspoed.’ […] Ik herinner mij dat ik door een gevoel van zelfbewustzijn overweldigd placht te worden, ik voelde dat ik op de meeste van die partijtjes en merkwaardigheid was. Ik was een zeldzaam stukje Afrikana; kreeg verklaringen te horen als ‘ik heb nog nooit een intelligente Afrikaan ontmoet - Ik bedoel een Afrikaan die iemand was.’ De meeste van hen worstelde zichtbaar met het woord Afrikaan dat meestal net een seconde te laat kwam. Het was vermakelijk hen te zien worstelen met het probleem of ik aangesproken moest worden als ‘mijnheer’ of ‘Afrikaan’ of het gebruikelijke ‘Inboorling’, wat er gemakkelijker uitkwam dan het andere.”



Kruisbestuiving en Vertrapt gras - Adriaan Groen

De verhalen:

Vertrapt gras, een noodhulp-arts in Afrika.

Waar olifanten vechten, wordt het gras vertrapt, luidt een Afrikaans gezegde. Maanden na de massamoord in Rwanda zijn de legers van Hutu en Tutsi nog steeds in een verbeten strijd verwikkeld. Met honderdduizenden tegelijk vluchten Rwandese burgers naar Congo en Tanzania. Wanneer Dip van Ginkel, een arts met ervaring in Afrikaanse missieziekenhuizen, wordt gevraagd te gaan helpen in een vluchtelingenkamp stemt hij pas na lang aarzelen toe. Hij heeft het niet op noodhulp. De ontvlambaarheid van opeengepakte, hongerende menigten maakt hem ongemakkelijk. Hij wil zich niet hoeven buigen over een uitgemergeld, huilend kind naast een dode moeder in de wetenschap dat de vrachtwagens die voedsel moeten brengen, nog bezig zijn lijken af te voeren.

De chaos die hij aantreft is echter van een heel andere aard.

Hij komt er vrij snel achter, tot zijn eigen verbijstering, hoe midden tussen de ruim opgezette kampen de hulporganisaties elkaar naar het leven staan, wetenschappers de meest onzinnige onderzoeken doen, dat door donoren nutteloze goederen worden aangevoerd en voor de rest iedereen beter probeert te worden van de situatie.

Kruisbestuiving, het verhaal van een besmetting

Tijdens operaties en bevallingen is tropenarts Cas Peters meer dan eens in aanraking geweest met bloed van patiënten. In het gebied waar hij werkte is minstens een op de zeven mensen geïnfecteerd met hiv. Er speelde echter ook een romance en tot zijn grote schrik krijgt hij te horen dat hij HIV positief is.

Aan de hand van aantekeningen in een notitieboekje gaat Cas in zijn herinnering op zoek naar het moment van zijn besmetting. Gaandeweg ontvouwt zich een verhaal dat naar een verschrikkelijke conclusie voert, totdat gebeurtenissen een andere loop nemen.

------

De nuchtere schrijfwijze is een goede tegenhanger voor de vaak onwaarschijnlijke, frustrerende en moedeloos makende situaties waarin de hoofdpersoon van Vertrapt gras zich bevindt. Het is heerlijk vlot geschreven en met pijnlijk duidelijke bewoording wordt het dagelijkse leven in een lokaal ziekenhuis waar ook vluchtelingen uit het nabijgelegen kamp behandeld worden, geschetst.

Als er niet zoveel humor en persoonlijke problemen in zouden zitten, zou je gemakkelijk bitter kunnen worden van de uitzichtloze situatie en de bureaucratische onnozelheid (of is het onwil?). Je zou je bijna schamen voor de westelijke onwetendheid en arrogantie van organisaties die toch echt beter zouden moeten weten…

Afrika is intens leven – het goed en het slechte - en dat krijg je heel goed mee in deze beide boeken. Als Afrika liefhebben heb ik ze beide in een ruk uitgelezen.

Bij Vertrapt gras: als de hoofdpersoon aan het einde van het boek naar huis gaat, is hij niet de enige is die het bijzondere team in Tanzania zal missen.    

Bij Kruisbestuiving: Door het hele verhaal heen vraag je je af, is het nou, of is het nou niet, tot jet het bijna uitschreeuwt van frustratie.

Deze boeken passen naar mijn mening in het rijtje van boeken die de pijnlijke waarheid aan de kaak stellen: De crisiskaravaan (Linda Polman), Lords of poverty (Graham Handcock) en de Bottenvrouw (Clea Koff). Hoewel dit romans zijn en met humor geschreven, zijn het toch verhalen die je lange tijd niet loslaten…



 

Zaza en de president

 

Dat Jan Brokken prachtig over Afrika kan schrijven is geen nieuws. Hij schrijft vlot met korte hoofdstukjes en zonder poespas. Je leest dit boek gemakkelijk in een keer uit. Wat mij weerhield om dit boek eerder op te pakken, is dat het over West-Afrika gaat. Ik ben slechts in één West-Afrikaans land geweest, De Gambia, en hoewel dat een leuk vakantieland is, heeft het niet zoveel indruk op me gemaakt als de landen in het Zuiden en Oosten van het continent. West-Afrika trekt me dus niet zo.

Des te meer reden om dit boek te lezen, blijkt. Het is een spannend verhaal over een zoektocht door de woestijn en verschillende steden van Burkina Faso door de hoofdpersoon naar zijn verdwenen vrouw. Het is spannend, maar tegelijk voel je de frustrerende traagheid die over het hele continent als een warme deken ligt. De teleurgestelde en bittere ontwikkelingswerkers, de corrupte ambtenaren, een zoveelste coupe met onmogelijke beloftes, en de altijd aanwezige, verlammende spanning tussen blank en zwart.                            


De hoofdpersoon is (ook) nog nooit in Afrika geweest en heeft ook niets met de hitte, cultuur, de mensen en hun houding. Maar door het boek heen leert hij meer over de geschiedenis van het land en haar mensen en wat de onoplosbare problemen zijn die dagelijks een rol spelen in het leven van de Burkesen. Hij leert verschillende mensen beter kennen samen met hun verschillende perspectieven over de problemen. Omdat Jan Brokken zo vlot schrijft heb je zeker niet het gevoel dat je een geschiedenisboek leest, terwijl je aan het eind van het boek toch Burkina Faso en West-Afrika veel beter hebt leren kennen. Zoals een van de mensen zegt tegen de hoofdpersoon: “Weet je hoe je me aankeek toen je me voor het eerst in Gorom-Gorom zag? Je keek me aan met een air van: ik ben beter dan hij. En nou kijk je me aan met: ik ben een even grote smeerlap als die Keradec. En eerlijk gezegd, dat is een hele vooruitgang.” Na het lezen van dit boek heb ik tegen alle logica in, zin om Burkina Faso te gaan bezoeken.

dinsdag 17 maart 2020

                         Wieke in Zambia

Dit is het verhaal van Wieke Biesheuvel over de zes jaar dat zij met haar man, na hun pensionering,
in Zambia gaat wonen. Rob, haar man, gaat chirurgisch werk doen en Wieke gaat schrijven voor de Libelle over het leven daar. Dat schrijven is al snel niet genoeg meer en ze start allerlei projecten op samen met lokale mensen om het leven van de allerarmsten om haar heen te verbeteren.

Heel eerlijk, ik vind niet dat ze heel goed schrijft, maar de verhalen zijn zo leuk en vooral zo menselijk en herkenbaar, dat dat niet uitmaakt. Ze zegt terecht dat ze zich af en toe als een wandelende portemonnee voelt, maar de filosofie van haar vader is overtuigend: Je doet wat je kunt voor de dingen die op je pad komen en de rest doet iemand anders maar. Het zijn hele intieme, dierbare verhalen met een lach en een traan waarbij je aan het einde van het boek het gevoel hebt dat je iedereen persoonlijk hebt leren kennen. Geen hoogdravende 'kijk mij nou eens goed doen' verhalen, maar juist de kleine, bescheiden acties die zoveel verschil maken van gezin tot gezin. Daarbij niet vergetend dat de lokale mensen de plannen maken, de spullen leveren en het daadwerkelijke werk doen. Wieke zorgt alleen, samen met haar gulle Nederlandse lezers, voor de financiën. En af en toe een lift met Alfie...  

Als je zelf in Afrika - Zuidoost Afrika - hebt gewoond zoals wij is het een feest van herkenning. Als je nog nooit in Afrika bent geweest, zul je er in ieder geval een klein beetje meer van begrijpen. Wieke omschrijft het namelijk niet alleen precies zoals het is, ze gooit af en toe ook nog wat vooroordelen en misvattingen over Afrika en Zambianen ('Afrikanen'), maar ook over de veelal naïeve mzungu (blanke) tegen het licht. Zodra je als leek het gevoel van "nou ja!" krijgt, vertelt Wieke iets waardoor dat omzwaait naar "oh ja, natuurlijk...". 

Ze schrijft heel gemakkelijk met een goede dosis zelfspot en ironie. Een vriend van ons die in Kenia woont zei ooit dat als hij bitter zou worden van het troosteloze en uitzichtloze bestaan van zoveel armoede en corruptie, dat het tijd zou zijn om naar Nederland terug te gaan. Gelukkig wordt Wieke niet bitter, ze blijft het goede in de mensen om haar heen zien en dat is knap. Zo hou je het ook vol en zo behoud je je liefde voor dit prachtige continent met haar mooie mensen. 




donderdag 7 juni 2018

Arabier en Negerprins




Arabier en Negerprins – P.J. Andriessen
Pieter Jacon Andriessen werd geboren in Den Haag in 1815. Op schrijversinfo.nl vond ik wat informatie over hem: Hij was de zoon van een hoofdonderwijzer Jacob Andriessen en zijn vrouw Susanna Bouman. Hij was er de oudste van negen kinderen. Als kind was hij een fanatiek lezer. Daarnaast kon hij goed tekenen en schilderen. Hij werd onderwijzer in Amsterdam, op de school van zijn vader. In 1844 werd hij hoofdonderwijzer op een door hem zelf gestichte school aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Hij bleef hier werken tot 1872, toen hij full-time schrijver werd. Op 24-04-1844 trouwde hij met Johanna Maria Adriana Hendrica Jesbroek. Ze kregen twee dochters en een zoon. In juni 1860 werd hij benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. 

P.J. Andriessen wordt met Pieter Louwerse gerekend tot de pioniers van het historische jeugdboek. "Dat ièts van de Romantiek, in Nederland toch al een weinig krachtige stroom, tot de kinderen kon doordringen, dat hun leesbare boeken werden geoffreerd over een onderwerp, dat hun volle belangstelling had, is geen kleinigheid in een tijd als waarin hij leefde." (D.L. Daalder. Wormcruyt met suycker, blz. 88)

"Andriessens boeken behoren tot de categorie 'in de historie ingepaste roman'. Daarbij beperkt de auteur zich 'tot het navertellen van een historisch gebeuren, dat hij wat aantrekkelijker wil maken door er een, meestal uiterst eenvoudige, romanhandeling in te brengen'. Voor alles bleef Andsriessen de onderwijzer die op een prettige manier zijn lezers kennis van de eigen geschiedenis wilde bijbrengen." (P.J. Buijnsters en Leontine Buijnsters-Smets, Lust en leering, blz. 124) "Om de geschiedenis op onderhoudende wijze aan de jeugd over te dragen, begon hij historische verhalen te schrijven. Daartoe verrijkte hij staatkundige geschiedenis met verhalende elementen. De combinatie van historische details, uitleg en een wat stijve stijl van schrijven maakte zijn boeken enigszins saai. Desondanks waren ze lange tijd populair."(Jan van Coillie e.a., Encyclopedie van de jeugdliteratuur, blz. 21)

Tja, misschien vinden sommigen het saai ja, maar ik in ieder geval niet. Voor een boek uit de tijd waar het in geschreven is, is het een heel verhalend boek, dat je aandacht weet vast te houden. Zeker als je interesse hebt in hoe de mensen in Europa dachten over andere culturen en landen in die tijd. Hun wereldbeeld was zo anders dan dat van ons nu, dat je echt je best moet doen om het te willen begrijpen. Ik vind dat een leuke uitdaging en je ontdekt dingen die je niet zo snel in geschiedenisboeken zult terugvinden. Andriessen heeft dit boek vertaald naar het Nederlands. Het Engelstalige origineel is van niemand minder dan Henry M. Stanley. 

Verhaal
Dit is een avonturen jongensboek over de jonge Arabier Selim en de neef van de Wahuma koning, Kalulu. De Arabieren van Zanzibar horen dat in 'Afrika', bij het volk de Rua, veel mooie slaven en ivoor te halen zijn. Ze plannen een safari en nemen hun zonen mee voor de ervaring. 
Als ze echter bijna op de aangewezen plek zijn, worden ze gewaarschuwd door een dorpshoofd van de Watutu dat ze beter kunnen omkeren. De Arabieren vatten dit op als een oorlogsverklaring en gaan over op de aanval. De Watutu krijgen hulp van hun koning en de Arabieren worden verslagen en gedood. 
De zoons van de Arabieren, waaronder Selim, worden gevangen genomen en tot slaaf gemaakt. In eerste instantie begrijpen ze het niet: "Arabieren zijn geen slaaf!", maar al snel leren ze de werkelijkheid onder ogen te zien, terwijl ze met de karavaan mee moeten lopen. Twee van de slaven van Selim, Simba en Moto die ook gevangen zijn genomen, gaan naar de Koning van de Watutu en vragen hem om hulp. Voor henzelf, maar ook voor Selim en de anderen met wie ze zijn opgegroeid. Ze krijgen die hulp ook omdat Moto ooit de neef van de koning en troonopvolger, Kalulu heeft gered. 
Selim lukt het ondertussen om te ontsnappen en in de Afrikaanse wildernis doodt hij zelfs een leeuw. Toch houdt hij het maar een paar dagen vol en hij dreigt door gebrek aan ervaring om te komen van de honger en dorst. 
De rest van de karavaan komt in het dorp van de koning aan. Daar horen ze dat Selim is ontsnapt en Simba en Moto besluiten samen met Kalulu om hem te gaan zoeken. Ze vinden hem en Selim en Kalulu raken bevriend en worden bloedbroeders. Op die manier kan Selim niets meer gebeuren als hij terug in het dorp komt. In het dorp is Ferodia, die zichzelf als rechtmatige troonopvolger ziet, het hier niet mee eens en vertrekt woedend. 
Selim blijft gast en leert het Afrikaanse leven kennen door mee te gaan op nijlpaardenjacht en olifantenjacht. Na twee weken komen ze terug in het dorp en bijkt de koning overleden te zijn. Kalulu wordt koning, maar Ferodia komt met zijn aanhangers terug in de nacht en neemt iedereen gevangen. Ze worden echter bevrijdt door de trouwe Niani en vluchten. Na nog meer avonturen vinden zij hun weg terug naar Zanzibar waar Kalulu als broer in het gezin van Selim wordt opgenomen. 

citaat
"Moto, ik ben er verbaasd over, dat je den knaap liet gaan, terwijl je vijftig kleederen voor hem hadt kunnen krijgen," zeide Selim. 
"Ik niet," zeide Simba, "want ik ken Moto en 't is daarom, dat ik heb liefheb als mijn broeder. Hij is immers een koningszoon! Zou Moto Kalulu ontnemen, wat het zijn niet was? Meester Selim, gij weet niet wat het zegt, een slaaf te zijn. Bid Allah, dat ge 't nooit moogt ondervinden!"
"Ik een slaaf! Je droomt, Simba. Een Arabier kan geen slaaf zijn. Alleen de zwarte mannen werden geboren om de slaven der Arabieren te zijn."

Oud Holland dus, maar goed te volgen. Het is ook nodig om het verhaal te lezen vanuit het perspectief van die tijd, want er komen lekker foute woorden in voor zoals negerwilden en opvattingen die geheel in die tijd passen zoals 'hoe blanker hoe beter.' Men wist eenvoudigweg niet beter...


donderdag 14 april 2016

Heart of Darkness – Joseph Conrad


Waar mogelijk probeer ik boeken die van origine in het Engels geschreven zijn, ook in het Engels te lezen. Zeker als het om een boek gaat waar zoveel over te doen is geweest sinds het is geschreven. Heart of Darkness ontstond in 1899, grofweg het begin van het kolonialisme, een tijd waarop bijna geen Afrika-varende natie trots is, door wat ze daar toen hebben uitgespookt.

Het belang van het boek voor en na de koloniale tijd

Joseph Conrad schreef het boek op basis van eigen ervaringen en herinneringen. Hij werkte, 11 jaar voor hij zijn boek schreef, voor een Belgische handelsorganisatie aan boord van een stoomboot die naar Afrika (Congo rivier) voer. Het boek wordt gezien als een van de meest krachtige veroordelingen van het imperialisme uit die tijd. In het boek wordt gesteld dat er weinig verschil zit tussen de zogenaamde geciviliseerde wereld en de beschreven ‘wilden’. Heart of Darkness stelt belangrijke vraagtekens bij het imperialisme en racisme. Tegen de jaren ’60 stond het werk als standaard opdracht voor Engelse les in scholen en universiteiten van Engeland.

Gek genoeg lees ik op Wikipedia dat er tal van vooraanstaande Afrikaanse schrijvers zijn die het boek juist verafschuwen. Vooral in de postkoloniale tijd barst er een jarenlange discussie los over dit relatief kleine verhaaltje. Het begint bij de Nigeriaanse schrijver Chinua Achebe, die in 1975 een lezing geeft over het boek genaamd:  "An Image of Africa: Racism in Conrad's Heart of Darkness". Daarin stelt hij dat hij Conrads verhaal  ‘beledigend en verwerpelijk vindt en dat het Afrikanen onmenselijk neerzet’.  Hij zegt dat Conrad de Afrikanen juist als antithese van de Europese samenleving uit zijn tijd neerzet en dat hij de artistieke prestaties van de lokale Fang bevolking totaal negeert. Daar sloten velen Afrikanen uit verschillen landen zich bij aan.

Ik moet zeggen dat ik het eens ben met de originele lezing van de tekst en helemaal niet met Achebe en zijn volgers. Ik denk dat Achebe zich niet kan voorstellen hoe het moet zijn geweest voor een blanke man, voor wie de wereld tot voor kort altijd alleen maar blank is geweest - Marlow vertelt dat hij al jaren gefascineerd werd door de lege plekken op wereldkaarten en dat het een obsessie werd om die te gaan ‘inkleuren’ -  ontdekt dat de mens er zo verschillend uit kunnen zien en zulke verschillende culturen kan hebben. Hij laat nergens blijken dat hij ze ‘onmenselijk’ vindt, zoals Achebe beweert. Bij het lezen begreep ik juist heel goed het gevoel van respect, verwondering, bewondering en een beetje angst, die een blanke man moet hebben gehad bij de eerste ontmoeting met Afrikanen: “You could see from afar the white of their eyeballs glistening. They shouted, sang; their bodies streamed with perspiration; they had faces like grotesque maskes – these chaps; but they had bone, muscle, a wild vitality, an intense energy of movement, that was as natural and true as the surf along their coast. They wanted no excuse for being there. They were a great comfort to look at.

Prachtige schrijfstijl

In 1998 stond Heart of Darkness in de ranglijst van 100 beste boeken in het Engels van de 20ste eeuw op de 67ste plaats. Ik weet niet precies wat de criteria zijn voor die lijst, maar Conrad’s manier van schrijven is echt prachtig. Het verhaal wordt verteld door Charles Marlow, een zeeman die met een aantal vrienden aan de monding van de Thames moet wachten op hoogtij. Het wordt donker en hij mijmert over het feit dat Londen ooit ook een ‘donkere plek’ was, met grote gevaren. Hij vergelijkt het met het Afrika waar hij als kapitein op een schip de binnenlanden van Afrika in ging om ivoor te gaan halen. 

De zon is net ondergegaan: “Forthwith a change came over the waters, and the serenity became less brilliant but more profound. The old river in its broad reach rested unruffled at the decline of day, after ages of good service done to the race that peopled its banks, spread out in the tranquil dignity of a waterway leading to the uttermost ends of the earth. We looked at the venerable stream not in the vivid flush of a short day that comes and departs for ever, but in the august light of abiding memories. And indeed nothing is easier for a man who has, as the phrase goes, ‘followed the sea’ with reverence and affection, than to evoke the great spirit of the past upon the lower reaches of the Thames.”…

What greatness had not floated on the ebb of that river into the mystery of an unknown earth!...The dreams of men, the seed of commonwealths, the germs of empires.”

Natuurlijk is het ‘oud’ Engels, maar door zijn omschrijvingen zie ik het zo voor me; ze zijn origineel en treffend; niet te veel, niet te weinig; het tempo is laag, hij neemt de tijd, maar dat vind ik juist wel lekker. Het lijkt bijna een soort droom of trance, zeker als je weet dat het bij het vallen van de nacht – het is zo donker dat ze elkaar niet meet kunnen zien -  aan een stel wachtende zeemannen wordt verteld. Het ‘boekje’ is niet veel meer dan 100 pagina’s en het verhaal is simpel. Dan mag de vertelstijl wel langzamer zijn. Ik vind het moeilijk om uit te leggen wat ik zo mooi aan zijn taal vind. Misschien illusteert dit het nog wel het beste: Mijn gewoonte is om bij een mooi citaat een stukje papier tussen de pagina’s te doen. Dit kleine boekje zit vol met mijn papiertjes, op bijna elke pagina..

 A great silence around and above. Perhaps on some quiet night the tremor of far-off drums, sinking, swelling, a tremor vast, faint; a sound weird, appealing, suggestive, and wild – and perhaps with as profound a meaning as the sound of bells in a Christian country.”

Het verhaal

Een goede samenvatting is op Wikipedia te vinden. Hier een klein voorproefje:
Aboard the Nellie, anchored in the River Thames near Gravesend, England, Charles Marlow tells his fellow sailors about the events that led to his appointment as captain of a river steamboat for an ivory trading company. He describes his passage on ships down the African coast and then into the interior to the Company's Outer Station, which strikes Marlow as a scene of devastation. At this station, Marlow meets the Company's chief accountant who tells him of a Mr. Kurtz, explaining that Kurtz is a widely respected, first-class agent who brings in more ivory for the Company than all the other agents combined.

Old Belgian river station on the Congo River, 1889









Marlow departs with a caravan to travel on foot some two hundred miles into the wilderness to the Central Station, where the steamboat that he is to captain is based. When he arrives, he is shocked to learn that his steamboat had been wrecked two days earlier. After fishing his boat out of the river, Marlow is frustrated by the months it takes to perform the necessary repairs. During this time, he learns that Kurtz is far from admired, but more or less resented (mostly by the manager).
Once underway, the journey up-river to Kurtz's station takes two months to the day. The steamboat stops briefly near an abandoned hut on the riverbank, where Marlow finds a pile of wood and a note indicating that the wood is for them and that they should proceed quickly but with caution.


The Roi des Belges ("King of the Belgians"—French), the Belgian riverboat Conrad commanded on the upper Congo, 1889












The journey pauses for the night about eight miles below the Inner Station. In the morning the crew awakens to find that the boat is enveloped by a thick white fog. From the riverbank they hear a very loud cry, followed by a discordant clamour. A few hours later, as safe navigation becomes increasingly difficult, the steamboat is attacked with a barrage of small arrows from the forest. The helmsman is impaled by a spear and falls at Marlow's feet. Marlow sounds the steam whistle repeatedly, frightening the attackers and causing the shower of arrows to cease. Marlow and a pilgrim watch the helmsman die.
 […]
Kurtz's health worsens on the return trip. The steamboat breaks down and, while it is stopped for repairs, Kurtz gives Marlow a packet of papers, including his commissioned report and a photograph, telling him to keep them away from the manager. When Marlow next speaks with him, Kurtz is near death; as he dies, Marlow hears him weakly whisper: "The horror! The horror!" A short while later, the "manager's boy" announces to the rest of the crew, in a scathing tone, "Mistah Kurtz - he dead." The next day Marlow pays little attention to the pilgrims as they bury "something" in a muddy hole. He falls very ill, himself near death.

Upon his return to Europe, Marlow is embittered and contemptuous of the "civilised" world. Many callers come to retrieve the papers Kurtz had entrusted to him, but Marlow withholds them or offers papers he knows they have no interest in. He then gives Kurtz's report to a journalist, for publication if he sees fit. Finally Marlow is left with some personal letters and a photograph of Kurtz's fiancée, whom Kurtz referred to as "My Intended." When Marlow visits her, she is dressed in black and still deep in mourning, although it has been more than a year since Kurtz's death. She presses Marlow for information, asking him to repeat Kurtz's final words, which in fact are "The horror! The horror!" Uncomfortable, Marlow lies and tells her that Kurtz's final word was her name.

PS: Zoals bij alle fantastische boeken,  is er een film van gemaakt: http://www.imdb.com/title/tt0110002/


Born Free – Joy Adamson



                                                                                               

Wie kent dit verhaal nou niet? Toen het boek uitkwam in 1960 heeft het wekenlang in de top tien van de New York bestsellerlijst gestaan en niet lang daarna is het succesvol verfilmd. Joy Adamson, een Oostenrijkse kunstenares, schrijft het verhaal van een leeuwenwelpje Elsa dat met haar twee zusjes wordt gevonden nadat haar moeder door George (haar man) moest worden gedood. In die tijd was er nog weinig bekend over hoe je wilde dieren moet verzorgen, maar de drie zusjes overleven het door de goede zorg van Joy.

Hoewel Joy geen schrijfster van beroep is, weet ze door haar eerlijke en grappige manier van vertellen een heel aangrijpend verhaal te schrijven dat je aandacht blijft vasthouden. Ze schrijft komische anekdotes over wat de drie katjes samen met de rockdassie Pati Pati uithalen in en om het huis, maar is ook heel eerlijk over haar verdriet als Pati Pati komt te overlijden (van ouderdom). Ze schrijft niet dramatisch of zielig, maar juist door haar droge en feitelijke woorden weet je precies wat er gebeurt en het gevoel komt vanzelf bij de lezer. Ik was nog niet eens op een kwart van het boek en ik had al hardop zitten lachen en stilletjes zitten huilen.

Over Pati Pati: “Her excretory habits were peculiar; rock hyraxes always use the same place, for preference the edge of a rock; at home Pati invariably perched herself on the rim of the lavatory seat, and thus presented a comical sight. On safari where no such refinements were provided for her, she was completely bewildered, so we had eventually to rig up a small lavatory for her.”

Het verhaal

Als de drie dametjes te groot worden, vertrekken haar twee zussen naar een dierentuin in Rotterdam en Elsa blijft bij George en Joy. Elsa besluit dat George en Joy, samen met een paar mensen uit hun huishouden, haar familie zijn en ze groeit zorgeloos op. George is Senior Game Warden in Noord Kenia, wat betekent dat hij veel moet reizen om problemen op te lossen tussen de bevolking en de wilde dieren, de wildstand in de gaten houden en stroperij tegengaan. Elsa draait volledig mee in het huishouden en gaat veel mee op safari. Elsa leeft ‘vrij’, wat betekent dat ze overdag kan komen en gaan wanneer ze wil. Aangezien Joy en George midden in de wildernis leven, maakt Elsa dus al snel kennis met andere wilde dieren en dat levert hele leuke verhalen op; een jong katje van ongeveer honderd kilo, dat speelt met giraffen en buffels in plaats van een bolletje wol.

Als Elsa groot genoeg is besluiten ze haar terug te brengen naar de wildernis. Voor zover bekend was dat toen nog niemand ooit gelukt en Elsa is zo vertrouwd met mensen (als ze zenuwachtig is, wil ze graag op de duimen van Joy zuigen…), dat het een hopeloze onderneming lijkt.  Eerst moet ze leren om te jagen. Een taak die George op zich neemt. Daarna moeten ze een geschikte plek vinden om Elsa vrij te laten, wat een moeilijkere taak blijkt dan gedacht. Joy schrijft ook verdrietig dat vooral het vertrouwen van Elsa breken een hele moeilijk moment is. Ze moeten stiekem weg sluipen om er voor te zorgen dat Elsa hen niet achterna komt. De eerste keer mislukt het, maar bij de tweede poging gaat veel beter en Elsa blijft steeds langer weg van ‘huis’.

Ondanks dat ze ‘wild’ leeft, blijft ze even aanhankelijk en lief tegen Joy en George. Zelfs nadat ze een mannetjes leeuw heeft gevonden die haar lijkt te accepteren, blijft ze komen als Joy en George haar bezoeken in haar territorium. Ze lijkt een weg te hebben gevonden tussen haar mensenfamilie en haar leeuwenfamilie.

Vraagstukken

Er komen in het boek vraagstukken aan bod over het wel of niet hebben van wilde dieren als huisdieren; of ze wel terug naar het wild moeten of niet; of een ‘wild’ dier bijvoorbeeld een eigen karakter kan hebben en echte affectie kan voelen voor een andere ‘soort’. De antwoorden waren er toen nog niet, maar het verhaal zelf heeft wereldwijd een grote omslag teweeg gebracht in hoe mensen over het wilde Afrika dachten. Er is meer dan alleen maar de plezierjacht, enge ziektes en inheemse volkeren, je kunt ook genieten van de wildernis en er veel van leren.

Documentaire

Ik kwam een documentaire tegen over het boek, de film en Joy Adamson. Ik heb er een beetje spijt van dat ik die gekeken heb, want het haalde de romantiek een beetje uit het verhaal. Vooraanstaande biologen als Desmond Morris en naturalist en presentator David Attenborough komen aan het woord. Ze hebben echter niet veel positiefs te vertellen. Morris kreeg het gevoel dat Joy meer een soort ongezonde liefdesrelatie had met Elsa dan dat ze een huisdier was. Attenborough mocht toentertijd op bezoek komen met een cameraploeg, maar was verbijsterd over wat een onaardig mens Joy was, met, volgens hem, verkeerde principes. Hij vertelt bijvoorbeeld dat Elsa op een geven moment het kamp in komt en dat Joy iemand opdracht geeft om een geit te slachten voor Elsa. Ze knuffelt de leeuwin, terwijl ergens op de achtergrond een geit om haar leven schreeuwt. Ook als Elsa ruzie heeft met een andere leeuwin, draagt Joy George op in niet mis te verstane woorden om die leeuwin dood te schieten. Attenborough ergert zich hier verschrikkelijk aan. In de documentaire komt het leven (en de moorden) van Joy en George ook aan bod, een fascinerend verhaal.


Alle pioniers door de geschiedenis heen, op alle vlakken, doen mooie dingen en maken fouten, dus ik wil niet oordelen over wat wel en niet goed was. Feit blijft dat het een wonderbaarlijk waargebeurd verhaal is en een mooi boek om te lezen.