De wet is blank (Blame Me On History) – Bloke Modisane
Korte biografie van de auteur (uit Wikipedia):
William "Bloke" Modisane, de oudste zoon van
Joseph en Ma-Willie Modisane, groeide op in Sophiatown, een multiraciale
buitenwijk in Johannesburg, Zuid-Afrika. Zijn vader werd vermoord en zijn zus
stierf aan ondervoeding. Om de eindjes aan elkaar te knopen, runde zijn moeder
een shebeen, een illegale kroeg. Zoals Modisane in zijn autobiografie zou
schrijven: "Mijn moeder wilde een beter leven voor haar kinderen, een
soort verzekering tegen armoede door te proberen mij een prestigieus beroep te
geven, en zou desnoods de gevangenis in gaan terwijl ze dat deed."
Hij trad toe tot Drum magazine als journalist en werd een
van "the Drum Boys" tijdens Drums rustdagen in de jaren vijftig. Hij
schreef een aantal korte verhalen die in Drum werden gepubliceerd. Een
voorbeeld van zo'n verhaal, "The Situation", afgeleid van het
Tsotsitaal (jargon) voor geschoolde zwarten die boven hun station uitstijgen, maar
niet echt passen in hun nieuwe omgeving. Precies de ‘situatie’ waarin Bloke
zich bevond.
Modisane probeerde niet-raciale vooruitgang in de kunsten te
vergemakkelijken door concerten en theater beschikbaar te stellen aan het
zwarte publiek en probeerde de inspanningen van de Arts Federation en de Union
of South African Artists, die beide niet-raciaal waren, te bevorderen. Hij vond
een uitlaatklep in acteren en sloot zich aan bij de African Theatre Workshop.
Gefrustreerd door de politieke situatie en onderdrukking
onder het apartheidsregime, verhuisde Modisane in 1959 naar Engeland, waar in
1963 zijn autobiografie, Blame Me On History, werd gepubliceerd. Dit
detailleerde zijn wanhoop bij het platgooien van Sophiatown en zijn frustratie
en woede over apartheid. Als gevolg hiervan werd het boek in 1966 in
Zuid-Afrika verboden.
Modisane bleef acteren en had een hoofdrol in Jean Genets
toneelstuk The Blacks in het Royal Court Theatre in Londen. Hij
verscheen in een niet-genoemde rol in de film Guns at Batasi uit 1964,
met in de hoofdrol Richard Attenborough, John Leyton en Mia Farrow. In de
actieklassieker Dark of the Sun uit 1968 had Modisane een kleine maar
gedenkwaardige bijrol als korporaal Kataki, een gevoelige soldaat die
verwikkeld was in de woede en gruwel van de burgeroorlogen in Congo in de jaren
zestig.
In de vroege jaren zestig vestigde Modisane zich in
Dortmund, West-Duitsland, waar hij in 1986 op 63-jarige leeftijd stierf.
De wet is blank (Blame Me On History) – Bloke Modisane
Korte biografie van de auteur (uit Wikipedia):
William "Bloke" Modisane, de oudste zoon van
Joseph en Ma-Willie Modisane, groeide op in Sophiatown, een multiraciale
buitenwijk in Johannesburg, Zuid-Afrika. Zijn vader werd vermoord en zijn zus
stierf aan ondervoeding. Om de eindjes aan elkaar te knopen, runde zijn moeder
een shebeen, een illegale kroeg. Zoals Modisane in zijn autobiografie zou
schrijven: "Mijn moeder wilde een beter leven voor haar kinderen, een
soort verzekering tegen armoede door te proberen mij een prestigieus beroep te
geven, en zou desnoods de gevangenis in gaan terwijl ze dat deed."
Hij trad toe tot Drum magazine als journalist en werd een
van "the Drum Boys" tijdens Drums rustdagen in de jaren vijftig. Hij
schreef een aantal korte verhalen die in Drum werden gepubliceerd. Een
voorbeeld van zo'n verhaal, "The Situation", afgeleid van het
Tsotsitaal (jargon) voor geschoolde zwarten die boven hun station uitstijgen, maar
niet echt passen in hun nieuwe omgeving. Precies de ‘situatie’ waarin Bloke
zich bevond.
Modisane probeerde niet-raciale vooruitgang in de kunsten te
vergemakkelijken door concerten en theater beschikbaar te stellen aan het
zwarte publiek en probeerde de inspanningen van de Arts Federation en de Union
of South African Artists, die beide niet-raciaal waren, te bevorderen. Hij vond
een uitlaatklep in acteren en sloot zich aan bij de African Theatre Workshop.
Gefrustreerd door de politieke situatie en onderdrukking
onder het apartheidsregime, verhuisde Modisane in 1959 naar Engeland, waar in
1963 zijn autobiografie, Blame Me On History, werd gepubliceerd. Dit
detailleerde zijn wanhoop bij het platgooien van Sophiatown en zijn frustratie
en woede over apartheid. Als gevolg hiervan werd het boek in 1966 in
Zuid-Afrika verboden.
Modisane bleef acteren en had een hoofdrol in Jean Genets
toneelstuk The Blacks in het Royal Court Theatre in Londen. Hij
verscheen in een niet-genoemde rol in de film Guns at Batasi uit 1964,
met in de hoofdrol Richard Attenborough, John Leyton en Mia Farrow. In de
actieklassieker Dark of the Sun uit 1968 had Modisane een kleine maar
gedenkwaardige bijrol als korporaal Kataki, een gevoelige soldaat die
verwikkeld was in de woede en gruwel van de burgeroorlogen in Congo in de jaren
zestig.
In de vroege jaren zestig vestigde Modisane zich in
Dortmund, West-Duitsland, waar hij in 1986 op 63-jarige leeftijd stierf.
Het verhaal beschrijft, zoals al aangegeven, de frustratie
van een jonge zwarte Afrikaan die terugkijkt op zijn jeugd in Sophiatown, een
buitenwijk van Johannesburg, net na de WO II. Hij haalt herinneringen op
terwijl hij door de platgegooide wijk loopt. Modisane kan prachtig beschrijven
hoe het was om op te groeien in een Zuid-Afrika dat steeds meer aan
rassenseparatie gaat doen en hoe verwarrend, ongelofelijk en frustrerend het
was voor een opgroeiende jongen. Hij beschrijft zijn dagelijkse leven met de
armoede en de ondervoeding, maar ook met de spelletjes die kinderen nou eenmaal
spelen. Hoe ouder hij wordt echter, hoe harder de spelletjes, tot het opeens
geen spel meer is en er gewonden en zelfs doden vallen. Als zijn vader wordt
vermoord wegens een stomme burenruzie, moet Bloke ineens de man in huis worden
(maar zijn moeder wil wel dat hij naar school blijft gaan en dokter wordt) en begint
hij heel anders tegen dingen aan te kijken. Ondertussen sluipt de apartheid er ongemerkt,
zowel door de zwarte Zuid-Afrikanen als de rest van de wereld, in tot het te
laat is.
Ik vond het lastig lezen, ondanks dat Modisane goed kan schrijven. Hij schrijft heel beeldend over de meest persoonlijke en gruwelijke dingen, zonder dat het een tranentrekker wordt. Dat maakt het extra sterk. Het lastige vond ik dat hij erg van hot naar her gaat in het verhaal, waardoor ik soms niet weet waar/wanneer ik ben en wat er nu wel al of nog niet is gebeurd. Maar hij schrijft prachtig en dit is een must voor iedereen die wil kunnen begrijpen hoe het er in Zuid-Afrika echt aan toe ging in haar duisterste jaren van de twintigste eeuw; hoe dat in vredenaam zover heeft kunnen komen.
Voorbeelden van zijn manier van schrijven:
“Maar ik ben zwart, omdat ik zwart ben was ik een deel
van de lelijkheid van Sophiatown en een slachtoffer van het geweld van blank Zuid-Afrika;
Ik werd en onwillige agitator, in de val van de zwarte kleur van mijn huid, en
omdat ik zwart ben werd ik genoodzaakt en deel van de beslissingen te worden,
deel uit te maken van het zwarte verzet. Ik wilde zowel zwart als onverschillig
tegenover het politieke spel zijn, maar een afzijdige Afrikaan is even zwart
als een toegewijde Inboorling. Intellectueel weerstond ik het om bij politieke
partijen betrokken te worden, weerde ik pogingen af om aan politieke discussies
deel te nemen, niettemin werd mijn lichamelijk bestaan een werktuig van de
besluiten van het Afrikaans Nationaal Congres. Er werd geen keus, bij relletjes
schoot de politie haar geweren en stenguns af op alles wat zwart was.”
“Ik word beledigd met multiraciale theepartijtjes waar
wij onze verschillende rasmaskers dragen en synthetisch beleefd tegen elkaar
worden, in een soort Maskerade waar Afrikanen eraan gewend worden hun
inferieure positie te aanvaarden. De Maskers zijn van twee kanten hoffelijk,
beleefdheid wordt een plaag en de Afrikaan wordt langzaam maar zeker - door de
spelregels - ervan overtuigd dat hij moet begrijpen zich nederig te gedragen
als hij niet in conflict wil komen met ‘het toenemend aantal Europeanen dat
belangstelling koestert voor Afrikaanse zaken en voorspoed.’ […] Ik herinner
mij dat ik door een gevoel van zelfbewustzijn overweldigd placht te worden, ik
voelde dat ik op de meeste van die partijtjes en merkwaardigheid was. Ik was
een zeldzaam stukje Afrikana; kreeg verklaringen te horen als ‘ik heb nog nooit
een intelligente Afrikaan ontmoet - Ik bedoel een Afrikaan die iemand was.’ De
meeste van hen worstelde zichtbaar met het woord Afrikaan dat meestal net een
seconde te laat kwam. Het was vermakelijk hen te zien worstelen met het
probleem of ik aangesproken moest worden als ‘mijnheer’ of ‘Afrikaan’ of het
gebruikelijke ‘Inboorling’, wat er gemakkelijker uitkwam dan het andere.”
Het verhaal beschrijft, zoals al aangegeven, de frustratie
van een jonge zwarte Afrikaan die terugkijkt op zijn jeugd in Sophiatown, een
buitenwijk van Johannesburg, net na de WO II. Hij haalt herinneringen op
terwijl hij door de platgegooide wijk loopt. Modisane kan prachtig beschrijven
hoe het was om op te groeien in een Zuid-Afrika dat steeds meer aan
rassenseparatie gaat doen en hoe verwarrend, ongelofelijk en frustrerend het
was voor een opgroeiende jongen. Hij beschrijft zijn dagelijkse leven met de
armoede en de ondervoeding, maar ook met de spelletjes die kinderen nou eenmaal
spelen. Hoe ouder hij wordt echter, hoe harder de spelletjes, tot het opeens
geen spel meer is en er gewonden en zelfs doden vallen. Als zijn vader wordt
vermoord wegens een stomme burenruzie, moet Bloke ineens de man in huis worden
(maar zijn moeder wil wel dat hij naar school blijft gaan en dokter wordt) en begint
hij heel anders tegen dingen aan te kijken. Ondertussen sluipt de apartheid er ongemerkt,
zowel door de zwarte Zuid-Afrikanen als de rest van de wereld, in tot het te
laat is.
Ik vond het lastig lezen, ondanks dat Modisane goed kan schrijven. Hij schrijft heel beeldend over de meest persoonlijke en gruwelijke dingen, zonder dat het een tranentrekker wordt. Dat maakt het extra sterk. Het lastige vond ik dat hij erg van hot naar her gaat in het verhaal, waardoor ik soms niet weet waar/wanneer ik ben en wat er nu wel al of nog niet is gebeurd. Maar hij schrijft prachtig en dit is een must voor iedereen die wil kunnen begrijpen hoe het er in Zuid-Afrika echt aan toe ging in haar duisterste jaren van de twintigste eeuw; hoe dat in vredenaam zover heeft kunnen komen.
Voorbeelden van zijn manier van schrijven:
“Maar ik ben zwart, omdat ik zwart ben was ik een deel
van de lelijkheid van Sophiatown en een slachtoffer van het geweld van blank Zuid-Afrika;
Ik werd en onwillige agitator, in de val van de zwarte kleur van mijn huid, en
omdat ik zwart ben werd ik genoodzaakt en deel van de beslissingen te worden,
deel uit te maken van het zwarte verzet. Ik wilde zowel zwart als onverschillig
tegenover het politieke spel zijn, maar een afzijdige Afrikaan is even zwart
als een toegewijde Inboorling. Intellectueel weerstond ik het om bij politieke
partijen betrokken te worden, weerde ik pogingen af om aan politieke discussies
deel te nemen, niettemin werd mijn lichamelijk bestaan een werktuig van de
besluiten van het Afrikaans Nationaal Congres. Er werd geen keus, bij relletjes
schoot de politie haar geweren en stenguns af op alles wat zwart was.”
“Ik word beledigd met multiraciale theepartijtjes waar
wij onze verschillende rasmaskers dragen en synthetisch beleefd tegen elkaar
worden, in een soort Maskerade waar Afrikanen eraan gewend worden hun
inferieure positie te aanvaarden. De Maskers zijn van twee kanten hoffelijk,
beleefdheid wordt een plaag en de Afrikaan wordt langzaam maar zeker - door de
spelregels - ervan overtuigd dat hij moet begrijpen zich nederig te gedragen
als hij niet in conflict wil komen met ‘het toenemend aantal Europeanen dat
belangstelling koestert voor Afrikaanse zaken en voorspoed.’ […] Ik herinner
mij dat ik door een gevoel van zelfbewustzijn overweldigd placht te worden, ik
voelde dat ik op de meeste van die partijtjes en merkwaardigheid was. Ik was
een zeldzaam stukje Afrikana; kreeg verklaringen te horen als ‘ik heb nog nooit
een intelligente Afrikaan ontmoet - Ik bedoel een Afrikaan die iemand was.’ De
meeste van hen worstelde zichtbaar met het woord Afrikaan dat meestal net een
seconde te laat kwam. Het was vermakelijk hen te zien worstelen met het
probleem of ik aangesproken moest worden als ‘mijnheer’ of ‘Afrikaan’ of het
gebruikelijke ‘Inboorling’, wat er gemakkelijker uitkwam dan het andere.”