“The dusk
deepened and one by one the familiar stars appeared, growing in number and
brilliance as it grew darker. Round us were the huddled sheep and goats,
several hundred in all, their bleating a homely not unpleasant noise. At last I
stretched out on my sheepskin. A boy played snatches on a flute, and very sweet
it sounded. The late moon rose and still they talked beside the dying fire.
Here in the Northern Darfur among these people I had been utterly content. As I
drifted off to sleep I felt great sadness at leaving them.”
Ik heb iets
met ontdekkingsreizigers uit vorige eeuwen, laat ik dat even vooropstellen. En
dan natuurlijk het liefst de Afrika-gangers, maar vooral het type mens, de
reiziger die niet anders kan dan reizen, de eenling, nieuwsgierig en rusteloos
die tegen alle conventies van de tijd in, doet wat zijn natuur hem ingeeft,
namelijk ontdekken. Misschien is het dapper, misschien is het roekeloos, maar
hun nieuwsgierigheid moet bevredigd worden. Dit geldt voor mannen, maar waarschijnlijk
nog meer voor vrouwen, die het nog een tandje moeilijker hadden.
Dit was dan
ook precies de reden waarom ik in een muf boekenwinkeltje het verkreukelde oude
boek oppakte met de bovengenoemde titel. Het sprak meteen tot mijn verbeelding
en dat bleek ook, want het is geschreven door een ontdekkingsreiziger die als
een van de eerste Europeanen door de Sahara reisde en op plekken kwam waar nog
geen blanke was geweest. Hij was compleet verslaafd aan de grote stille leegtes
en hij zou nog veel meer woestijnen gaan ontdekken in zijn leven, zoals ‘the
Empty Quarter’ in Saoedi Arabië en de moerassen in Irak. De boeken die hij
hierover schreef hebben hem beroemd gemaakt, maar ik hou het voorlopig bij dit
boek, over zijn leven in Afrika.
Deel 1 van het boek gaat over zijn
familie en Abessinië; 1910-1933.
Het boek is
opgedragen aan de nagedachtenis van Zijne Keizerlijk Hoogheid Haile Selassie
van Ethiopië. Wilfred Thesiger is geboren in Addis Abeba, waar zijn vader Wilfred
Gilbert Thesiger, Britse consul-generaal en minister voor Addis Abeba was van
1909 tot 1919. Zoals alle kinderen van welgestelde Britten in de koloniën, ging
Thesiger voor zijn opleiding naar Eton College, gevolgd door de Universiteit
van Oxford, waar hij geschiedenis studeerde en furore maakte als bokser. In
1930 ging Thesiger terug naar Afrika, na een persoonlijke uitnodiging van
keizer Haile Selassie om zijn kroning bij te wonen.
Uit zijn
schrijven maak ik op dat hij een rustige aard en open houding had, wat het gemakkelijk voor hem maakte om het
vertrouwen te winnen van volkeren die nog nauwelijks een blanke ontmoet hadden
en waarschijnlijk alleen de beruchte roem van de koloniale mogendheden kenden. Hij was ook goed onderwezen en belezen in de
geschiedenis en wetenswaardigheden van de plekken die hij bezocht. Hij schrijft
een kort en bondig stuk over de geschiedenis van Ethiopië waarbij hij de
mythologie en historische verhalen ook een plek geeft, zoals het geloof van de
Europeanen in het verhaal van de legendarische priester-koning Prester John uit
de tijd van de Kruistochten. Ook de triomftocht van Ras Tafari komt
bijvoorbeeld aan bod in een brief van zijn vader die er als ooggetuige bij was.
Iets wat weinig Europeanen hebben mogen meemaken. Hij vertelt hoe hij als
jongen na het lezen van Ilias zijn fantasie de vrije loop liet bij deze
verhalen en werkelijkheid en geschiedenis liepen dwars door elkaar heen. Hij
schrijft: “I had a romantic, not an
objective, conception of history. Alexander the Great was foremost among my
heroes, Montrose was the leader I would most gladly have followed, John Knox
was my particular aversion.” Persoonlijk
krijg ik daar altijd nieuwsgierige kriebels van in mijn buik en schrijf de
namen op om verder uit te gaan zoeken.
Deel 2 gaat over zijn eerste
expeditie in Ethiopië en Frans Somalië.
Hij keert opnieuw
terug in 1933 als de leider van een expeditie, deels gefinancierd door de Royal Geographical Society, om de loop
van de rivier de Awash te ontdekken. Tijdens deze expeditie wordt hij de eerste
Europeaan die het Sultanaat Aussa mag binnengaan en het Abbe meer bezoeken. Hij
vertelt over de moeilijkheden als leider van zo’n expeditie, de moeite om
toestemming te krijgen om bepaalde gebieden in te mogen gaan en het leergeld
dat hij betaalt met ontberingen onderweg, doorweeft met stukjes geschiedenis en
geologie van het gebied. Hij vertelt het zo, dat je het gevoel hebt naast hem
te zitten en het met eigen ogen te zien.
Tot zijn
grote ongenoegen en na lang overleggen moet hij van zijn opdrachtgevers
soldaten meenemen: “The soldiers had four camels, but were hopelessly incompetent at
loading them and I had got more and more exasperated at the delay. Only when the station builders disappeared from sight
did I feel safe from further intervention. Now, for good or bad, we were on our
own. This was what I wanted.”
Hij verzorgt de veiligheid van zijn reis liever op een
andere manier: “We had with us a Danakil
from Awash Station, not only as guide, but also as hostage, and would not be
releasing him until he found a replacement from the next tribe. Each night at
intervals he shouted a warning that anyone who approached would be shot.”
Wilfred
Thesiger is een van de weinige ontdekkingsreizigers die ik ken (maar ik ken ze
nog lang niet allemaal..), die geen prestigieuze redenen had om een dergelijke
reis te beginnen, maar puur uit nieuwsgierigheid en liefde voor het land en het
onbekende. Ik vind het heerlijk om te lezen over mensen bij wie hij bleef logeren,
vrienden van zijn ouders, mensen met echte namen, bestaande mensen in de
geschiedenis die hij zo terloops noemt. Het groepje expats in Afrika was niet groot en hoe meer boeken je leest uit die
tijd, hoe vaker je dezelfde families en namen tegenkomt. Alsof je langzaam alle
puzzelstukjes aan elkaar legt.
Hij heeft
ook veel humor in zijn vertelwijze, vooral als hij zich ergert aan mensen: “The Sultan of Tajura had asked to meet me,
so at five o’clock I came back to the commandant ’s house. The Sultan, a good-looking young man in an immaculate
white robe and closely wound white turban, had a quiet-spoken dignity, unlike
out host, who waved his hands about, lit one cigarette from another and hardly
stopped taking – mostly about the advantages of a refrigerator.”
Maar als hij iemand bewondert, laat hij dat ook weten:
“I was very content, travelling like this
across a sea which De Monfreid had made his own. It was easy to picture the
lawless life he had led, to understand the craving for freedom and adventure
that inspired him, the comradeship that bound him to his savage crew.”
Deel 3 is zijn diensttijd in de
Sudan op een van de meest afgelegen posten van het rijk.
Je voelt
zijn liefde voor de woestijn en de cultuur en riten van de volkeren daar
groeien. Hij geniet ook van de eenzaamheid en vult zijn huis met historische
boeken over de plek waar hij is. Hij noemt zijn lokale hut van klei zelfs ‘comfortable’ met veel meer karakter dan de koloniale
hutten waar zij collegae in verblijven. Hij omschrijft het leven op de Engelse
buitenpost, een plek waar maar weinig blanken in de geschiedenis zijn geweest
en velen zich geen voorstelling van kunnen maken. Wilfred moet
veel en lange ritten maken en geniet: “I
was exhilarated by the sense of space, the silence and the crisp cleanness of
the sand. I felt in harmony with the past, travelling as men had travelled for
untold generations across deserts, dependent for their survival on the
endurance of their camels and their own inherited skills.”
Als zijn
overplaatsing er aan komt, probeert hij alles om dat te voorkomen. Waar de
meesten blij zouden zijn geweest dat hun tijd in de hitte en eenzaamheid voorbij
was, wil Wilfred niets liever dan blijven. Uiteindelijk
overtuigt hij zijn meerderen dat hij in de woestijn mag blijven: “Well I have said everything I can to
dissuade you, but if you insist, I will agree to the change.” Ook wordt hem van verschillende
kanten gevraagd waarom hij met zijn plaatsing niet rekening houdt met een
eventuele echtgenote. “Though
grateful for his concern, I had no intention of marrying: I valued personal
freedom far too highly for that. As for money, I had no expensive tastes, and
wanted only to serve in places remote from civilization.”
Deel 4 beschrijft zijn tijd en
reizen in Zuid Sudan; 1938-1940.
Hij geeft
mooie omschrijvingen van het Dinka volk en de Nuer als hij met een boot dieper
het onbekende moerassige land in gaat. Zijn omschrijvingen zijn zo precies, dat
je zijn tochten op een kaart kan zou kunnen volgen. Een kaart weliswaar,
waarvan je op het eerste gezicht zou zeggen dat het puur woestijn is zonder
enige menselijke activiteit. Hij vindt en kopieert zelfs rotstekeningen en
uitgehouwen tekeningen.
Meerdere
keren door het hele boek heen benoemt hij racisme. Hij is er zelf blind voor en
vindt zelfs dat esthetisch gezien blank de meest lelijke huidskleur is. In Zuid
Sudan komt hij Fransen tegen die het steeds maar hebben over: “Les blanc et les noirs, a colour
discrimination unheard of in the Sudan. The Loquacious sergeant at Azouzou, The only Frenchmen I met in Tibesti
whom I disliked, assured me that when a white spoke it was to the black as if
God spoke. I wondered what Dadi thought of
him.”
De Tweede
Wereldoorlog ligt voor de deur. Voor zijn reis door Frans Equatorial Afrika van
30 Juli 1938 tot 26 oktober krijgt hij de opdracht om de afstanden tussen oases
te rapporteren, de verschillende stammen, hun onderlinge relaties en hun
relatie met de Fransen, evenals de administratie van de Fransen en hun
posities. Bij aankomst ligt er een brief van waardering voor zijn werk, maar
hij heeft er zelf iets heel anders uitgehaald:
“Looking
back on my attitude to the commonly accepted pleasures of life, I can say that
I never set much store by them. I hardly care what I eat, provided it suffices,
and care not at all for wine or spirits.[ …] As for cigarettes, I dislike even
being in a room where people are smoking. Sex has been of no great consequence
to me, and the celibacy of desert life left me untroubled. […] I have therefore
been able to lead the life of my choice with no sense of deprivation. […] It
was those three months in the Sahara in 1938 that taught me to appreciate
things that most Europeans are able to take for granted: clean water to drink;
meat to eat; a warm fire on a cold night; shelter from rain; above all, tired
surrender to sleep.”
Deel 5 gaat over de oorlogsjaren
Wilfred
dient in het leger onder andere in Sudan en maakt de invasie in Abyssinië en de
uiteindelijk overwinning op de Italianen mee. Het is moeilijk om hier een korte
omschrijving van te geven, want hij vertelt heel levendig over spannende en
gewaagde missies die ze in de woestijn uithalen tegen de vijand. Gewoon zelf
lezen zou ik zeggen…
In deel 6 wordt hij uit het leger
gehaald op verzoek van Haile Selassie, die vraagt of Wilfred zijn zoon wil
bijstaan met advies in Ethiopië.
Hij voelt
er niet veel voor, maar vindt dat hij het verzoek van de keizer niet naast zich
neer mag leggen. Tijdens die aanstelling ontmoet hij iemand bij een diner, die
hem een baan aanbiedt bij de ‘Desert Locust Research Organisation’ (DLRO).
Dankzij zijn tijd in het leger en de DLRO heeft hij de kans gekregen om ook de
woestijn van Libië te doorkruisen per auto. Dat geeft hem het gevoel dat er in
Noord Afrika geen woestijn meer te ontdekken viel voor hem, maar in Arabië nog
wel, een stuk woestijn dat zelfs door de Arabieren Het ‘Lege Kwartier’ wordt
genoemd. Wilfred dacht tot dan toe zelf ook dat het ondoordringbaar terrein
was, maar in 1930 hadden Thomas en Philby die woestenij doorkruist en daarna
niemand meer. Geen vliegtuig vloog er overheen en auto’s kwamen niet verder dan
Salala, een RAF kamp. Ineens, plotseling en geheel onverwacht krijgt Wifred de
kans om het te gaan proberen. Dit avontuur is te lezen in zijn beroemde boek Arabian Sands.
In 1959,
verjaagd door de revolutie in Irak, keert hij na 14 jaar terug in Abyssinië en
hij is daar heel blij mee. Al snel wil hij weer op reis en gaat op weg naar de
grens met Kenia, tussendoor een bezoek brengend aan Lalibela, waar hij een
prachtige beschrijving van geeft. Onderweg bezoekt hij het Konso volk en de
Boran.
In laatste hoofdstuk, Last days of
civilisation, Vertrekt Wilfred ‘voor de verandering’ naar Nairobi in Kenia.
Niet om de
‘white highlands’ te bezoeken, waar veel blanken woonden, maar het ongerepte
Noorden, tegen de grens van Ethiopië, Somalië en Uganda aan. In de twee jaar
dat hij daar is, verblijft hij vele maanden bij de stammen aldaar, de Boran,
Turkana, Samburu en de Maasai. In 1963 vertrekt hij naar Tanzania, (toen
Tanganyika) en trekt mee met de Maasai vanaf de Ngororo krater tot het meest
zuidelijke deel van hun gebied. In 1968 keert hij terug naar Kenia, waar hij 18
jaar lang heel veel van zijn tijd heeft doorgebracht (in het Noordelijke
gedeelte), onder andere als Game Ranger.
Afsluitend
vertelt Wilfred over wat er met de verschillende personen in zijn boek is
gebeurd, hoe de geschiedenis afloopt met Haile Selassie en zijn familie en hoe
het er steeds slechter aan toe gaat in Ethiopië, inclusief de grote hongersnood
die de hele wereld op z’n kop heeft gezet. Hij schrijft dit boek in 1986 en over
Ethiopie eindigt hij dat het land van zijn jeugd, met zijn antieke civilisatie,
zijn vroege Christelijk Kerk en zijn trotse traditie van onafhankelijkheid,
niet meer is dan een Russische satelliet. Hij heeft er geen goed woord voor
over en hij denkt dat veel van de inwoners terug zullen denken aan de tijd van
Haile Selassie als de gouden eeuw. “It is my hope that in time historians will assess at its true worth all
he did for his country. I was privileged to have known that great man.”
“In any
case, if we survive, the future of serious geographical exploration must be in
outer space or in the ocean depth. […] The surface of the globe, having now,
thanks to the internal combustion engine, been thoroughly explored, no longer affords
scope for the adventurous individual in search of the unknown.
Journeying
al walking pace under conditions of some hardship, I was perhaps the last
explorer in the tradition of the past. I was happiest when I had no
communication with the outside world, when I was utterly dependent on my tribal
companions. […] Among my many rewards was, in Abyssinia, to have been the first
European to explore the Sultanate of Aussa; in Arabia, to have reached the
oasis of Liwa, and to have found the fabled quicksand’s of Umm al Sammim; and,
in so many of my travels, to have been there just in time.”