Arabier en Negerprins – P.J.
Andriessen
Pieter Jacon Andriessen werd geboren in Den Haag in 1815. Op
schrijversinfo.nl vond ik wat informatie over hem: Hij was de zoon van een
hoofdonderwijzer Jacob Andriessen en zijn vrouw Susanna Bouman. Hij was er de
oudste van negen kinderen. Als kind was hij een fanatiek lezer. Daarnaast
kon hij goed tekenen en schilderen. Hij werd onderwijzer in Amsterdam, op
de school van zijn vader. In 1844 werd hij hoofdonderwijzer op een door hem
zelf gestichte school aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Hij bleef hier werken tot
1872, toen hij full-time schrijver werd. Op 24-04-1844 trouwde hij
met Johanna Maria Adriana Hendrica Jesbroek. Ze kregen twee dochters en een
zoon. In juni 1860 werd hij benoemd tot lid van de Maatschappij der
Nederlandse Letterkunde.
P.J. Andriessen wordt met Pieter Louwerse gerekend tot de pioniers van
het historische jeugdboek. "Dat ièts van de Romantiek, in Nederland toch
al een weinig krachtige stroom, tot de kinderen kon doordringen, dat hun
leesbare boeken werden geoffreerd over een onderwerp, dat hun volle
belangstelling had, is geen kleinigheid in een tijd als waarin hij
leefde." (D.L. Daalder. Wormcruyt met suycker, blz. 88)
"Andriessens boeken behoren tot de categorie 'in de historie
ingepaste roman'. Daarbij beperkt de auteur zich 'tot het navertellen van een
historisch gebeuren, dat hij wat aantrekkelijker wil maken door er een, meestal
uiterst eenvoudige, romanhandeling in te brengen'. Voor alles bleef Andsriessen
de onderwijzer die op een prettige manier zijn lezers kennis van de eigen
geschiedenis wilde bijbrengen." (P.J. Buijnsters en Leontine
Buijnsters-Smets, Lust en leering, blz. 124) "Om de geschiedenis op
onderhoudende wijze aan de jeugd over te dragen, begon hij historische verhalen
te schrijven. Daartoe verrijkte hij staatkundige geschiedenis met verhalende
elementen. De combinatie van historische details, uitleg en een wat stijve stijl
van schrijven maakte zijn boeken enigszins saai. Desondanks waren ze lange tijd
populair."(Jan van Coillie e.a., Encyclopedie van de jeugdliteratuur, blz.
21)
Tja, misschien vinden sommigen het saai ja, maar ik in ieder geval
niet. Voor een boek uit de tijd waar het in geschreven is, is het een heel
verhalend boek, dat je aandacht weet vast te houden. Zeker als je interesse
hebt in hoe de mensen in Europa dachten over andere culturen en landen in die
tijd. Hun wereldbeeld was zo anders dan dat van ons nu, dat je echt je best
moet doen om het te willen begrijpen. Ik vind dat een leuke uitdaging en je
ontdekt dingen die je niet zo snel in geschiedenisboeken zult terugvinden.
Andriessen heeft dit boek vertaald naar het Nederlands. Het Engelstalige
origineel is van niemand minder dan Henry M. Stanley.
Verhaal
Dit is een avonturen jongensboek over de jonge Arabier Selim en de
neef van de Wahuma koning, Kalulu. De Arabieren van Zanzibar horen dat in
'Afrika', bij het volk de Rua, veel mooie slaven en ivoor te halen zijn. Ze
plannen een safari en nemen hun zonen mee voor de ervaring.
Als ze echter bijna op de aangewezen plek zijn, worden ze gewaarschuwd
door een dorpshoofd van de Watutu dat ze beter kunnen omkeren. De Arabieren
vatten dit op als een oorlogsverklaring en gaan over op de aanval. De Watutu
krijgen hulp van hun koning en de Arabieren worden verslagen en gedood.
De zoons van de Arabieren, waaronder Selim, worden gevangen genomen en
tot slaaf gemaakt. In eerste instantie begrijpen ze het niet: "Arabieren
zijn geen slaaf!", maar al snel leren ze de werkelijkheid onder ogen te
zien, terwijl ze met de karavaan mee moeten lopen. Twee van de slaven van
Selim, Simba en Moto die ook gevangen zijn genomen, gaan naar de
Koning van de Watutu en vragen hem om hulp. Voor henzelf, maar ook voor Selim
en de anderen met wie ze zijn opgegroeid. Ze krijgen die hulp ook omdat Moto
ooit de neef van de koning en troonopvolger, Kalulu heeft gered.
Selim lukt het ondertussen om te ontsnappen en in de Afrikaanse
wildernis doodt hij zelfs een leeuw. Toch houdt hij het maar een paar dagen vol
en hij dreigt door gebrek aan ervaring om te komen van de honger en
dorst.
De rest van de karavaan komt in het dorp van de koning aan. Daar horen
ze dat Selim is ontsnapt en Simba en Moto besluiten samen met Kalulu om hem te
gaan zoeken. Ze vinden hem en Selim en Kalulu raken bevriend en worden
bloedbroeders. Op die manier kan Selim niets meer gebeuren als hij terug in het
dorp komt. In het dorp is Ferodia, die zichzelf als rechtmatige troonopvolger
ziet, het hier niet mee eens en vertrekt woedend.
Selim blijft gast en leert het Afrikaanse leven kennen door mee te
gaan op nijlpaardenjacht en olifantenjacht. Na twee weken komen ze terug in het
dorp en bijkt de koning overleden te zijn. Kalulu wordt koning, maar Ferodia
komt met zijn aanhangers terug in de nacht en neemt iedereen gevangen. Ze
worden echter bevrijdt door de trouwe Niani en vluchten. Na nog meer avonturen
vinden zij hun weg terug naar Zanzibar waar Kalulu als broer in het gezin van
Selim wordt opgenomen.
citaat
"Moto, ik ben er verbaasd over, dat je den knaap liet gaan,
terwijl je vijftig kleederen voor hem hadt kunnen krijgen," zeide
Selim.
"Ik niet," zeide Simba, "want ik ken Moto en 't is
daarom, dat ik heb liefheb als mijn broeder. Hij is immers een koningszoon! Zou
Moto Kalulu ontnemen, wat het zijn niet was? Meester Selim, gij weet niet wat
het zegt, een slaaf te zijn. Bid Allah, dat ge 't nooit moogt
ondervinden!"
"Ik een slaaf! Je droomt, Simba. Een Arabier kan geen slaaf zijn.
Alleen de zwarte mannen werden geboren om de slaven der Arabieren te
zijn."
Oud Holland dus, maar goed te volgen. Het is ook nodig om het verhaal
te lezen vanuit het perspectief van die tijd, want er komen lekker foute
woorden in voor zoals negerwilden en opvattingen die geheel in die tijd passen
zoals 'hoe blanker hoe beter.' Men wist eenvoudigweg niet beter...